Landen credit ratings
Inleiding
Steeds meer landen, ondernemingen, financiële instellingen en andersoortige entiteiten maken in toenemende mate gebruik van internationale kapitaalmarkten voor de financiering van hun economische activiteiten. Teneinde inzicht te verkrijgen in de prijs waartegen fondsen op de internationale kapitaalmarkt kunnen worden aangetrokken, is de toekenning van een credit rating een noodzakelijke voorwaarde. De internationale markt voor credit ratings wordt gedomineerd door voornamelijk Standard & Poor’s (S&P), Moody’s Investors Services (Moody’s) en Fitch Ratings Ltd. (Fitch). Suriname heeft ook van deze ratingbureaus credit ratings toegekend gekregen. Dit artikel verschaft enige informatie over credit ratings, waarbij de nadruk wordt gelegd op landen credit ratings.
Caribbean Single Market & Economy
Een kritische beschouwing
Inleiding
Na het ter ziele gaan van de in 1968 opgerichte Caribbean Free Trade Association (Carifta) werd de Caribbean Community (Caricom), bij Verdrag van Chaguaramas in 1973, opgericht door Guyana, Barbados, Trinidad & Tobago en Jamaica. Enige tijd later traden de andere voormalige Engelse koloniën en Montserrat toe. Een integraal en centraal onderdeel van de Gemeenschap vormde de Common Market. Bahamas trad in 1983 toe tot de Gemeenschap, maar niet tot de Common Market. Suriname trad op 4 juli 1995 als 14de lid toe tot de CARICOM. De effectuering van Suriname’s toetreding tot de gemeenschappelijke markt vond plaats op 1 januari 1996. Haïti werd in 2002 volledig lid[1]. Haïti en Suriname zijn de enige niet Engelssprekende landen binnen de Caricom en de enige niet behorende tot het traditionele interpersoonlijk verkeersgebied binnen de regio.
De Caricom heeft zich steeds gericht op het stimuleren van de samenwerking op functioneel gebied en op economische integratie, waarbij aan de Common Market (CM) een essentiële rol werd toebedacht. De basis van de CM was de afschaffing van invoerrechten voor goederen van Caricom “origine” en de toepassing van de Caricom External Tariff (CET)[2], een gemeenschappelijke buitenmuur dienende als bescherming tegen landen buiten de Caricom. Tevens voorzag het Verdrag in de coördinatie van het buitenlands beleid van de lidlanden. Het Caricom beleid droeg toen het karakter van “inward regionalism”.
De Surinaamse Dollar
Surinaams volk gefeliciteerd
De Surinaamse Dollar:
Doelstellingen en waardevastheid
Inleiding
Suriname heeft op 1 januari 2004 een ingrijpende verandering ondergaan in zijn geldstelsel. De regering en de Centrale Bank van Suriname (CBvS) hebben de Surinaamse gulden (SRG) als munteenheid vervangen door een nieuwe munteenheid genaamd “dollar”[1]. Bij de omschakeling zijn alle in SRG uitgedrukte bedragen gedeeld door een factor 1000 m.u.v. de munten[2] en de muntbiljetten[3]; deze hebben hun nominale waarde behouden. De SRG bank-[4] en muntbiljetten waren tot en met 31 mei 2004 geldig als betaalmiddel doch als uitdrukkingsvorm van de Surinaamse dollar (SRD). Hierna bestond geen mogelijkheid om de muntbiljetten te verwisselen, terwijl de bankbiljetten na 31 mei 2004 nog dertig jaar alleen bij de CBvS verwisseld kunnen worden. Daarbij kan er vooraf en onderzoek worden ingesteld en worden kosten in rekening gebracht.
In dit artikel wordt ingegaan op de doelstellingen van de omschakeling op de SRD en het behoud van de waardevastheid ervan.
Het noodgeld van Suriname
Inleiding
In historische tijden bevatten de in omloop zijnde munten met een hoge nominale waarde[1] ook een grote samenstelling aan edele metalen, zoals goud en zilver. Dit was heel erg handig, aangezien men zijn rijkdom met zich meedroeg in een vorm die onder alle omstandigheden en overal geaccepteerd werd. Deze eigenschappen gaven de munten hun defacto status van “wettig betaalmiddel”. Gouden en zilveren munten werden eveneens geaccepteerd in verschillende landen en in veranderende politieke klimaten. Daarnaast waren zij bestand tegen inflatie en konden zij begraven worden in tijden van oorlog of bij het toeslaan van rampen.
Speciaal in tijden van crisis, zoals oorlog of hoge inflatie, werden munten op grote schaal opgepot als gevolg waarvan een tekort ontstond voor de dagelijkse circulatie. Het antwoord was het produceren van meer munten, maar teneinde dat te doen zou de Overheid de goud- en zilverschatkist moeten leeghalen. Indien de Staat echter het goud en zilver zou willen gebruiken om de oorlog te financieren, buitenlandse schulden te betalen of om inflatie tegen te gaan, zou het niet geschikt zijn om de schatkist aan te spreken. Maar als dit wel gebeurde, werden de munten onmiddellijk uit de actieve omloop gehaald door een zeer verontruste bevolking.
Daar het oppotten van munten niet populair was bij overheden, werd besloten om de munten te vervangen door iets dat de moeite van het oppotten niet waard zou zijn. Iets met nauwelijks enige intrinsieke waarde[2], waardoor de kosten gepaard gaande met de produktie hiervan laag zouden zijn.